Leefomstandigheden belangrijker dan transportleeftijd
14 of 28 dagen? Wat de minimale transportleeftijd ook is, of wordt, het belangrijkste blijft dat kalveren van een goede verzorging op het melkveebedrijf, naar een goede verzorging op het kalverbedrijf gaan. Tussen één en zes weken na de geboorte is de weerstand van het kalf op zijn zwakst: de antistoffen van de biest verdwijnen terwijl de eigen weerstand zich opbouwt. Toch krijgen de jonge (stier)kalveren die naar de kalverhouderij gaan juist dán veel te verduren. Ze gaan op transport, komen in een andere omgeving terecht en krijgen te maken met soortgenoten die andere ziektekiemen bij zich dragen. Hoe houden we de kalveren gezond is de grote vraag? “Alles heeft te maken met een goede verzorging”, merkt John Achterstraat van VanDrie Group op: “Hoe levert de melkveehouder de kalveren af en hoe vangen de kalverhouders de dieren op.”Maar dat is simpeler gezegd dan gedaan. Er zijn veel variabelen: hoeveel biest en melk krijgt het kalf, welke soort melk, hoe is de huisvesting en het stalklimaat, komen de jonge dieren op het melkveebedrijf in aanraking met oudere kalveren, hebben de kalveren antibiotica gehad en zijn ze misschien al gevaccineerd? Daar komt bij dat de kalveren nú op een leeftijd van twee tot drie weken op transport gaan en in de toekomst wellicht op een leeftijd van vier á vijf weken. Dat vraagt weer om een andere aanpak.“Het is een moeilijk proces”, erkent Achterstraat. “Op een leeftijd van veertien dagen is de weerstand meegekregen via de biest aan het afnemen terwijl de eigen weerstand net opbouwt. Maar als kalveren in de toekomst na 28 dagen weggaan, zijn ze halfweg hun weerstandsopbouw tegen ziektekiemen van het melkveebedrijf. Vervolgens gaan ze naar het kalverbedrijf en moeten ze tegen andere ziektekiemen opnieuw weerstand opbouwen.” Het één (transport na veertien dagen) hoeft niet beter te zijn dan het ander (transport na 28 dagen). Het belangrijkste is dat kalveren van een goede verzorging naar een andere goede verzorging gaan, stelt hij.Kalverdierenarts Niels Geurts herkent zich in de uitspraak van Achterstraat. De kwaliteit van de verzorging staat altijd voorop. Maar een kalf van veertien dagen oud of van 28 dagen oud vraagt wel om een andere aanpak. Oudere kalveren hebben volgens hem meer te trotseren. Ze zijn verder in hun ontwikkeling waardoor de overgang groter is. Ook ontwikkelen kalveren een sterke smaakperceptie waardoor voerovergangen lastiger zijn. “Voor oudere kalveren is de overgang van melkveehouder naar kalverhouder daardoor stressvoller.”De dierenarts van DAP Thewi pleit er voor om melkveehouderij en kalverhouderij meer op elkaar af te stemmen. Denk aan de melkgift, het verstrekken van muesli en stro en de watergift. Hoewel het moeilijk is om op korte termijn een 100 procent soepele overgang te krijgen, heeft hij wel een paar tips die snel resultaat geven. “Kijk naar de hoofdbestanddelen van het rantsoen op het kalverbedrijf en pas dat toe op het melkveebedrijf.” Op het kalverbedrijf krijgen de dieren melk (van melkpoeder) gehakseld stro en muesli of brok. “Als een melkveehouder op zijn bedrijf daar al mee begint, wordt er al een flinke stap gezet.”Ook kalverhouders zullen zich aan moeten passen. Van minimaal veertien naar minimaal 28 dagen lijkt niet veel, toch zijn de verschillen groot. Dat blijkt nu al met Duitse kalveren die minimaal 28 dagen oud zijn als ze op een Nederlands kalverbedrijf komen. Een kalf dat veertien dagen oud is, drinkt op het melkveebedrijf 5 á 6 liter melk per dag. op 28 dagen is dat 7 á 8 liter. Achterstraat: “Kalverhouders zijn gewend om de dieren na transport even rustig op te vangen met elektrolyten en weinig melk, maar dat kan met kalveren van 28 dagen niet.”Opvangen met 5 á 6 liter betekent dat deze oudere kalveren onder behoefte gevoerd worden. Dat heeft meteen gevolgen voor de kwaliteit van de darmen, zeker na een transport. Kalveren die afvallen is ongunstig voor hun algemene weerstand en zeker voor hun weerstand op darmniveau. Achterstraat: “Met oudere kalveren moet de melkgift op het kalverbedrijf dus zo snel mogelijk omhoog richting de 8 liter per dag.”Ook de hoeveelheid ruwvoer is een punt. Een kalf van veertien dagen oud heeft nog niet veel ruwvoer gehad op het melkveebedrijf. Bij aankomst op het kalverbedrijf zijn deze kalveren allemaal min of meer gelijk. Als ze met 28 dagen op het kalverbedrijf komen zijn de verschillen groter. Sommige dieren hebben al veel brok en hooi gehad, anderen weten alleen wat melk is. Geurts: “De tip aan melkveehouders is om zo snel mogelijk te beginnen met bijvoeren van gehakseld stro en muesli of brok aan de jonge kalveren.” Rosékalverhouders daarentegen moeten juist niet te vroeg afbouwen met melk. Omdat niet alle kalveren na 28 dagen op dezelfde ruwvoeropname zitten, is te vroeg afbouwen met melk risicovol.Het doel om kalveren langer bij de melkveehouder te laten, is dat het dierenwelzijn verbetert. De realiteit is volgens Geurts en Achterstaat dat melkveehouders en kalverhouders moeten wennen aan de nieuwe situatie. Een betere afstemming tussen melkveehouderij en kalverhouderij wordt steeds belangrijker.
Deel dit artikel