Zoeken naar ‘nieuwe standaard’ in samenwerking met melkveehouderij
Binnen het project ‘Kijk op het Kalf’ wordt er op een andere manier gekeken naar de samenwerking tussen melkvee- en kalverhouderij. De veldproef (waarbij de gezondheid van het kalf centraal staat) bevat ingrediënten die kunnen leiden tot een nieuwe standaard werkwijze tussen beide sectoren. In het voorjaar van 2021 publiceerde het ministerie van LNV de scenariostudies over de kalverhouderij. Hierin stonden drie richtingen beschreven waarin de kalverhouderij zich zou kunnen ontwikkelen: kalveren volledig afmesten op het melkveebedrijf, kalveren tot starterkalf op het melkveebedrijf houden en daarna naar de kalverhouderij, en tot slot een regionale kalverhouderij waarbij de kalveren van melkveehouders komen uit de omgeving. Minister Schouten stelde ook een subsidieregeling* open van 10 miljoen euro waarop marktpartijen mochten inschrijven. De ingediende plannen moesten voldoen aan de drie scenario’s óf een ander alternatief bieden voor de huidige manier van werken in de kalverhouderij.Brancheorganisatie SBK en de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk (ULP), als vertegenwoordiger van Kernpraktijken Rundvee, hebben een voorstel voor een alternatief scenario ingediend met als titel ‘Kijk op het kalf’. Het ingediende voorstel is goedgekeurd en in het voorjaar van 2023 van start gegaan. Doel is om in elke stap vanaf geboorte van het kalf tot en met het kalverbedrijf, steeds de gezondheid van het dier centraal te zetten. “We kijken niet naar het gewicht, geslacht of type kalf”, zegt dierenarts Tine van Werven, die het onderzoek begeleidt. “De gezondheid van het dier staat centraal.”De nieuwe manier van werken begint met een soort kalverpaspoort. “Het is een diergezondheidschecklist die we afvinken”, zegt Van Werven. “Voldoet het kalf aan alle criteria en verklaart de dierenarts het kalf gezond, dan mag het kalf verplaatst worden naar het kalverbedrijf. Het is een uitgebreide lijst met veel zaken die de gezondheid van het kalf aangaan. Zo moet bij de geboorte de navel van het kalf direct ontsmet worden. Vervolgens moet het kalf op tijd voldoende biest krijgen én biest van een goede kwaliteit. Hierbij wordt de kwaliteit van de biest gemeten met een brix-meter. Na de biest gaat het kalf over op een melkpoeder dat ook in de kalverhouderij wordt gebruikt. Het kalf blijft 28 dagen op het melkveebedrijf en krijgt dezelfde muesli en gehakseld stro als op het kalverbedrijf.Rondom dag 9 krijgt het kalf een neusenting tegen verschillende longaandoeningen. Hiervoor komt wekelijks de dierenarts op het melkveebedrijf. De dierenarts observeert gelijktijdig de gezondheid en groei van de andere aanwezige kalveren. Als de kalveren gezond zijn en verder niets mankeren, mogen ze vanaf een leeftijd van vier weken naar het kalverbedrijf. Binnen deze scenariostudie worden de stressmomenten voor een kalf zoveel mogelijk gespreid en zijn de kalveren robuuster en optimaal beschermd wanneer ze naar het kalverbedrijf worden verplaatst. De dieren worden rechtstreekst vervoerd naar het kalverbedrijf en gaan niet via de verzamelplaats. Van Werven: “We hebben gekozen voor melkveebedrijven die vrij zijn van IBR en BVD en salmonella gunstig. Die gezondheidsstatus willen we niet riskeren door de kalveren uit deze studie op een verzamelcentrum te mengen met andere kalveren met een onbekende of lagere gezondheidsstatus.”Vanuit de dierenartspraktijken die meewerken aan dit project zijn 28 melkveehouders geselecteerd die totaal duizend kalveren leveren aan twee kalverbedrijven met ieder vijfhonderd plaatsen. Beide kalverbedrijven (één in Gelderland en één in Limburg) hebben meerdere afdelingen. In elke afdeling is plaats voor gemiddeld ongeveer vijftig dieren. In deze opzet duurt het acht tot tien weken voordat het gehele bedrijf is voorzien van jonge kalveren. “Dit is een nadeel van deze veldproef”, zegt Van Werven, “maar daar tegenover staan minder stressmomenten voor het kalf. De dieren ervaren namelijk geen voerovergang en worden rechtstreeks aangevoerd.”In de proef is de gezondheidsstatus van het kalf leidend en wordt geen rekening gehouden met het type kalf, het ras of de sexe: elk dier dat op het melkveebedrijf als gezond wordt aangemerkt, gaat naar één van de twee kalverbedrijven. Melktypische en vleestypische kalveren worden dus met elkaar opgezet. De uiteindelijke resultaten zullen vergeleken worden met de gemiddelden die behaald worden in de kalversector en waar mogelijk met de resultaten uit andere scenariostudies. Belangrijke kengetallen zijn: diergezondheid, antibioticagebruik, groei en uitval. Na slacht vindt er een beoordeling plaats naar long- en borstvliesafwijkingen. Half november zijn de laatste kalveren op het tweede bedrijf opgezet. In week 50 gaan de eerste dieren van het eerste bedrijf naar de slacht.
Deel dit artikel