‘Overheid moet de Wet natuurbescherming aanpassen’

Quote:
Leen Hordijk leverde twee jaar geleden met zijn commissie het tweede rapport op over het stikstofmodel Aerius. Hij vindt dat er te weinig met zijn adviezen is gedaan en dat het traag gaat.

Deel dit artikel

Reacties

John Spithoven
Bij hoge uitzondering het hele artikel voor wie het interview niet kan lezen.

Duidelijk is dat het systeem van KDW en RIVM hoog gehouden moeten worden. Maar verder toch een aantal zaken van erkenning.

Leen Hordijk pleit voor vlottrekken stikstofbeleid
‘Overheid moet de Wet natuurbescherming aanpassen’
27 mei 2022Provinciesreageer
Leen Hordijk: „Zolang de formulering van Habitatrichtlijn onderdeel is van Wet natuurbescherming en er in wezen staat dat er niets extra’s mag komen, telt kleinste pietsje stikstof mee. ”
Leen Hordijk: „Zolang de formulering van Habitatrichtlijn onderdeel is van Wet natuurbescherming en er in wezen staat dat er niets extra’s mag komen, telt kleinste pietsje stikstof mee. ”
Leen Hordijk leverde twee jaar geleden met zijn commissie het tweede rapport op over het stikstofmodel Aerius. Hij vindt dat er te weinig met zijn adviezen is gedaan en dat het traag gaat. Maar om het stikstofbeleid vlot te trekken, moet de Wet natuurbescherming worden aangepast. „Het loopt vast.”
U heeft met uw commissie op 15 juni 2020 uw tweede rapport uitgebracht, waarbij u tal van aanbevelingen heeft gedaan ten aanzien van Aerius. We zijn twee jaar verder. Vindt u dat de overheid voldoende gedaan heeft met uw aanbevelingen?
„Te weinig. Goed is dat ze een nationaal kennisprogramma stikstof hebben opgezet. Dat is nog niet zichtbaar, terwijl in de brief van de minister stond dat er in oktober 2021 een website zou komen. Die is er nog niet. Ik weet wel van mensen die daarbij betrokken zijn dat aanbevelingen van ons worden opgepakt. Dan gaat het om het beter gebruik kunnen maken van satellietgegevens en een gestructureerde onzekerheidsanalyse van het hele systeem van emissies tot aan de kritische depositiewaarden. Er worden relevante uitbreidingen van het meetnet gedaan en men gaat meer doen aan het meten van droge depositie, één van de zwakste punten in de hele keten. We weten goed wat de luchtconcentraties zijn en hebben ook een redelijke schatting van de natte depositie, dus de hoeveelheid stikstof die via regen op de bodem terechtkomt. De depositie die droog door de zwaartekracht op de grond valt, kennen we veel minder goed. Dat meten is ontzettend lastig en daar is weinig aan gedaan, zowel in Nederland als in het buitenland.”

Vanuit de landbouw is er aanhoudende kritiek dat er te weinig gemeten wordt. Spitst zich dat dan vooral toe op de droge depositie?
„Dat denk ik wel. Er wordt genoeg gemeten, zeker met die uitbreidingen wat betreft concentraties en natte deposities, ook in veel Natura 2000-gebieden. En je kan ook nooit op iedere vierkante kilometer een meetpaal zetten. Toen ik ruim dertig jaar geleden bij het RIVM werkte, waren er veel meer meetpalen. Toen is er met ruimtelijke statistiek uitgerekend dat je dezelfde betrouwbaarheid van de berekeningen kunt krijgen met minder meetpalen, als je ze op een bepaalde manier over het land verspreidt. Daarna is het meetnet verkleind, zonder kwaliteitsverlies. Het blijft natuurlijk wel modelleren, dus 100 procent zeker weet je het nooit.”

Begrijp ik u goed dat het nationaal kennisprogramma stikstof inmiddels is opgestart en loopt?
„Ik heb het even nagevraagd bij het RIVM. De voorstellen liggen klaar, maar de financiering is er nog niet. De aanvraag daarvoor ligt bij het ministerie van LNV. We zijn inmiddels twee jaar verder, dus dat duurt wel lang. Eén van onze conclusies was dat er meer kennis van stikstof is dan het RIVM gebruikt. Daarom adviseerden wij een nationaal onderzoeksprogramma, waarbij je ook andere universiteiten, KNMI en bijvoorbeeld Deltares betrekt. Zo’n programma is heel succesvol geweest in het verleden voor bijvoorbeeld zure regen en klimaat. Voor stikstof was er blijkbaar veel tijd nodig om zo’n programma te schrijven. Dat vind ik jammer.”

'Het werken met tweemodellen is overbodig en geeft verwarring'
Met welke aanbevelingen heeft het kabinet te weinig gedaan?
„Wat niet goed is gegaan, of beter gezegd ten dele goed is gegaan, betreft de verschillende behandeling van de sectoren verkeer en de rest. Binnen Aerius worden hiervoor twee modellen gebruikt, wat wij overbodig vinden: het SRM2 voor verkeer en het OPS voor de rest. Daarmee wek je verwarring voor iedereen die ermee te maken heeft. Dat zou je alleen kunnen doen als er een goede wetenschappelijke onderbouwing voor is en die heb ik nooit gezien. Dat er voor verkeer toch een ander model wordt gebruikt, komt doordat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat dat destijds graag wilde.”

Vindt u dat het RIVM zich onafhankelijk genoeg opstelt ten opzichte van de overheid?
„Wij hadden één commentaar in ons eerste rapport over de organisatie van de emissieregistratie. Dat had zo’n ingewikkelde structuur en daar zaten ook ambtenaren bij. Wij hebben toen gezegd: ‘je hebt opdrachtgevers en uitvoerders en bij de club uitvoerders horen geen opdrachtgevers te zitten’. Dat hebben ze inmiddels aangepast. Wij hebben toen geen opmerkingen gemaakt over het Aerius systeem. Wel een waarschuwing aan het RIVM dat ze er voor moeten zorgen dat ze niet gestuurd worden in de uitvoering van hun taak. Dat was precies mijn bezwaar tegen het gebruik van SRM2, het voorkeursmodel van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Als ik daar de leiding had gehad, had ik gezegd dat wij als wetenschappers van het RIVM bepalen welke modellen we gebruiken. Niet de opdrachtgever. Het RIVM is daarin te meegaand geweest.”

Heeft u de indruk dat er nu wel naar één model toe gewerkt wordt?
„Dat heb ik gevraagd aan het RIVM en kreeg als antwoord: nog niet. Ik denk wel dat ze er mee bezig zijn.”

En wat was uw tweede punt met betrekking tot SRM2 en OPS?
„Dat betreft de afkapgrens voor de uitstoot om te bepalen hoeveel depositie er op Natura 2000 komt: vijf kilometer voor verkeer en de landsgrenzen voor de andere sectoren. Er is besloten om het gelijk te trekken. Dat is goed. Maar ze hebben er 25 kilometer van gemaakt. Daar krijg je nu problemen, omdat de uitstoot van een bron op bijvoorbeeld 40 kilometer afstand van een natuurgebied niet wordt meegenomen. De vraag is dan wat je doet met deze depositie. Het antwoord van de minister daarop was dat hiervoor generieke maatregelen worden genomen. Je krijgt nu dus rechtszaken waaruit blijkt dat dit niet sterk genoeg is. Vergunningverleners moeten nu eerst kijken wat er gebeurt buiten die 25 kilometerzone. Dus de overheid had veel beter in het beleid de landsgrenzen kunnen hanteren voor alles. Er is namelijk geen wetenschappelijke grond om 25 kilometer te kiezen, of 20 of wat dan ook. TNO en het RIVM hebben dat ook aangegeven. Maar dan gaan beleidsambtenaren een antwoord maken en daar is 25 uitgekomen. Ik vermoed dat 25 kilometer gekozen is, omdat na 25 kilometer de betrouwbaarheid van de concentratie- en depositieberekening van het OPS-model afneemt. Dat geldt niet specifiek voor het OPS-model, maar voor al dit soort modellen die wereldwijd gebruikt worden.”

Is er wel voldoende gedaan om de betrouwbaarheid van Aerius te verbeteren?
„Nee. Ons advies was om niet langer binnen Aerius alles door te rekenen op 1 hexagoon die 1 hectare groot is, maar hexagonen samen te voegen tot grotere gebieden op basis van wat er groeit en bloeit. Het gaat namelijk om gecumuleerde onzekerheden van emissieberekeningen, transport door de lucht, depositieberekeningen en de kritische depositiewaarden (KDW’s, red.) zelf. Die zijn ook niet honderd procent zeker. Vergroot je het oppervlak, dan kan de hele grote onzekerheid van de berekende depositie behoorlijk omlaag worden gebracht. De minister heeft daar advies over gevraagd. Daar is uitgekomen dat in de berekeningen de heterogeniteit van de natuur verloren zou gaan. Dat is een terecht punt. Maar een oplossing zou kunnen zijn dat er dan voor grotere gebieden een lagere KDW wordt aangehouden, zodat de meest gevoelige natuur ook beschermd wordt.”

Volgens mij klopt het antwoord van de minister niet, want zij gaat er dan vanuit dat stikstofdepositie de allesbepalende factor is voor de natuurkwaliteit. Dat is onzin, want er zijn ook verschillen in hoogte, bodem­eigenschappen en bijvoorbeeld waterbeschikbaarheid.
„Het is altijd de invalshoek van de ecologen bij dit soort modellen dat de natuur zo gedetailleerd mogelijk moet worden weergegeven. De atmosferisch-chemici kunnen niet zo precies zijn, doordat lucht bijvoorbeeld meer mengt dan de plantjes op de grond. In mijn ervaring, ook met de zure regen, ging de strijd vaak over de overgang van de ene discipline die output leverde die als input moest dienen voor een andere discipline. Atmosferische mensen zeggen dat een kaart van vijf bij vijf kilometer een compromis is. Ecologen vinden één hectare al onvoldoende, laat staan dat het vijf hectare of nog groter wordt.”

Zou de minister ook niet naar grotere gebieden willen in Aerius, omdat er dan meer hexagonen komen met een lage KDW, waardoor vergunningverlening en depositieverlaging nog moeilijker worden?
„Dan zou je kunnen gaan doen wat er in de rest van Europa gebeurt: het verschil tussen KDW en depositie op elke plek met bijvoorbeeld 50 of 60 procent omlaag brengen. In Nederland kan dat niet vanwege de wetgeving. De manier waarop de Wet natuurbescherming in elkaar zit, laat dat niet toe. Als dat aangepast wordt, is het wel de richting om de betrouwbaarheid flink te verbeteren.”

Recent dook een onderzoek op uit 2004 van Van Jaarsveld. Dat rapport staat niet in uw bronnenlijst. Heeft u dit wel gezien en zou het RIVM dat bewust hebben achtergehouden?
„Wij kregen van het RIVM veel informatie en zijn niet zelf op zoek gegaan naar meer. Het RIVM vond dat het geen additionele informatie bevatte die voor ons relevant was. Achteraf blijkt mij dat ook. Ons eindoordeel was niet anders geweest.”

Is er volgens u ruimte voor een drempelwaarde hoger dan 0,005 mol/ha?
„Wij hebben gezegd: naarmate het generieke beleid ervoor zorgt dat er minder stikstof wordt uitgestoten, kun je de drempel verhogen, omdat het ook de onnauwkeurigheid verkleint. Het is alleen niet overgenomen.”

Blijft een hogere drempelwaarde bij een rechtbank wel overeind?
„Zolang de formulering van de Habitatrichtlijn onderdeel is van de Wet natuurbescherming en er in wezen staat dat er niets extra’s mag komen, dan telt het kleinste pietsje stikstof mee. Maar streven naar nul overschrijding van de KDW’s is onmogelijk. Je hebt dus echt een andere wet nodig, anders blijven rechters met dit soort uitspraken komen. Ik hoop dat het daar naartoe gaat, maar dat kan nog jaren duren. Mijn ervaring in Europa is dat de wetenschap goed genoeg is om het op een andere manier aan te pakken. Wetenschap zal nooit goed genoeg worden om de onzekerheden die nu aanleiding zijn voor rechtszaken weg te nemen. Dan zou je dus op elke vierkante kilometer een paal moeten zetten die depositie meet. Dat is duur en haast onmogelijk. Ik weet niet of er binnen het ministerie al gewerkt wordt aan een nieuwe wet, maar men zal toch wel geschrokken zijn van al die uitspraken. Het huidige stikstofbeleid loopt vast. Een andere rechtsgrond voor het stikstofbeleid kan gevonden worden in een emissiebeleid dat is gebaseerd op de KDW’s. Uit het verschil tussen de KDW's en de berekende depositie kan dan worden afgeleid hoeveel emissiereductie er waar nodig is om dat verschil bijvoorbeeld overal 60 procent kleiner te maken. De provincies kunnen die uitkomsten gebruiken om maatregelen te nemen. Op die manier blijft het beleid gebaseerd op effecten op de natuur, maar zonder de rigide koppeling met de Habitatrichtlijn.”
bio boer
Wet willen ze niet veranderen daar zijn ze tekoppig voor

Het laatste nieuws voor tijdens de koffie

Altijd op de hoogte blijven van nieuws met betrekking tot natuurbescherming en aerius ? De Nieuwsgrazer nieuwsbrief wordt dagelijks verstuurd om 10:00. Meld je ook aan!

REACTIES
2
DEELNEMERS
2
WEERGAVES
0